In de gezamenlijke huiskamer op de somatische afdeling van het verpleeghuis, zie ik mijn moeder aan tafel zitten. Bij alle maaltijden zit ze met dezelfde mensen aan de tafel. Tegenover haar zit Piet, een man van vijfenzestig die een auto-ongeluk meemaakte terwijl hij reed. Zijn drie vrienden overleefden dat ongeluk niet. Hij zit hier in een aangepaste rolstoel en kan geen normaal gesprek meer voeren. Vaak schreeuwt hij plotseling bozig iets dat we niet verstaan. Schuin tegenover mams zit Berte van zestig met haar dikke armen in haar rolstoel te borduren aan het zoveelste zwart met witte kussenhoesje. ‘Hou je hand voor je mond als je hoest Piet’ zegt ze geïrriteerd. Normaliter is ze goedlachs. De ongeveer zeventig jarige Dorine naast mama is broodmager. Meestal zit ze voorovergebogen met haar voorhoofd op de tafel. Ook met haar kan je niet gezellig babbelen. Clive zit ook naast mama, hij lijkt ergens achter in de vijftig, staart voor zich uit met halfdichte ogen, zegt niets, beweegt niet, hoort alles en heeft verstand van voetbal. Een oude man die zijn oorsprong heeft in Suriname, zit aan een eigen tafeltje, hij is blind en stil. Denise heeft het syndroom van down en zit ook op zichzelf. Ze sabbelt onsmakelijk luid op haar duim. Mams van vijfentachtig, scherp van geest, is half doof en haar lichaam is halfzijdig verlamd door een herseninfarct.
Haar levenskracht is sterk, ze gaat naar alle dagbestedingen en haar humor maakt menig mens aan het lachen.
Haar levenskracht is sterk, ze gaat naar alle dagbestedingen en haar humor maakt menig mens aan het lachen.
Ik neem mama mee naar haar kamer en help haar middels een transferapparaat op het toilet alvorens ik haar in bed leg. Regelmatig hebben de verzorgers geen tijd als mama ze nodig heeft. Daar gaat ze van mopperen net als van het slechte eten en de eenzaamheid die zij ervaart omdat ze weinig diepgang kan delen met de andere bewoners.
Per avonddienst is er maar een verzorger die dan ook moet koken voor deze zeven mensen. Minstens zes dagen per week spring ik een paar uur in. Tijdens de vijf maanden dat mams hier woont transformeerde haar maat van medium naar large. Ze ontbeet in het vorige zorg centrum, drie en half jaar lang met een kommetje muesli, yoghurt en kwark hetgeen genoeg was. Nu krijgt ze ineens twee vet belegde boterhammen daar nog bovenop.
Per avonddienst is er maar een verzorger die dan ook moet koken voor deze zeven mensen. Minstens zes dagen per week spring ik een paar uur in. Tijdens de vijf maanden dat mams hier woont transformeerde haar maat van medium naar large. Ze ontbeet in het vorige zorg centrum, drie en half jaar lang met een kommetje muesli, yoghurt en kwark hetgeen genoeg was. Nu krijgt ze ineens twee vet belegde boterhammen daar nog bovenop.
’Het eten vanavond was vies, weer rode koolstamppot met gerookte kip zonder kraak of smaak’ zegt mama. ’Hè Jakkie’, zeg ik, omdat ik weet dat de gerookte kip daar veel lijkt op doorgekookte stukjes spons. Zelden is de schijf van vijf een leidraad van deze keuken. Verse groenten zie ik er nauwelijks. Rookworst met aardappelpuree van poeder en bieten uit een pot, soep uit blik of uit een pakje of diepvriespizza’s zijn bij de meeste verzorgers populair om aan de mensen voor te schotelen. Net als kip met bonen en bami die glimt van het vet met atjar uit een pot bij wijze van groenten.
Vrijdag is het visdag en soms mag het eten wel een feestje zijn, met gebakken lekkerbekjes, verse sperziebonen en echte aardappels.
De diëtiste die mij via de arts belde zei: ‘het zou een uitzondering moeten zijn om uit blik of uit een potje te eten. Denk nou maar niet dat ik daar nooit over begonnen ben.’ Eergisteren e-mailde ik haar over recepten. Toen e-mailde zij terug dat er net een kookboek voor kleinschalig wonen digitaal beschikbaar was, met recepten die passen bij de smaak voorkeuren van de generatie die nu in het verpleeghuis zit. Die zou ze delen met de zorg. Is dat de generatie achtenvijftig tot en met vijfentachtig?
De generatie van mijn ouders kregen in de oorlog dagelijks bieten, omdat er niets anders te eten was. Beat it repten wij in koor. Mag ’t een ietsje meer zijn?
x